Check out this blog on “Raising Bilingual or Multilingual Kids”

https://bilingualkidspot.com/

raising-bilingual-kids-global-citizens-support-community-group

door © brusselnieuws.be
Brussel

Minister van Studentenzaken Guy Vanhengel (Open VLD) is met de Erasmushogeschool en de Franstalige tegenhanger daarvan in gesprek over een tweetalige lerarenopleiding, waarvan het diploma door beide gemeenschappen erkend wordt en waarmee je les kan geven in zowel Frans- als Nederlandstalig onderwijs. Hij wil de opleiding volgend jaar al van start laten gaan.

Guy Vanhengel (Open VLD) wil de tweetalige lerarenopleiding volgend jaar al laten starten

Vanhengel, die binnen het VGC-college ook bevoegd is voor Onderwijs, had al eerder aangekondigd voorstander van een dergelijke opleiding te zijn. Maar de plannen zijn inmiddels heel wat concreter.

“We zijn bezig met een samenwerking tussen de Erasmushogeschool Brussel en de Franstalige tegenhanger (INSAS, DM). De bedoeling is om ondanks de splitsing toch tot een gelijklopend curriculum te komen waar beide gemeenschappen zich in kunnen vinden”, zegt hij in De Moeial, het studentenblad van de VUB.

“Daar zal ook een zeer taalgebonden opleiding worden aan toegevoegd waar je op het einde als perfect tweetalige uitkomt. Het is ook de bedoeling dat je diploma de erkenning krijgt in de twee gemeenschappen en dat je vervolgens kunt lesgeven in Frans- en Nederlandstalig onderwijs.”

Prioriteit voor het beleid
Die tweetaligheid is makkelijk te garanderen omdat je vanuit twee eentalige instellingen vertrekt, zegt Vanhengel aan De Moeial. “Veel tweetalige dingen kantelen naar de eentaligheid omdat de basis er niet evenwichtig is. Als er 90 procent Franstaligen zijn, en 10 procent Nederlandstaligen, dan weet je dat die 10 procent heel snel Frans gaat praten. In dit geval krijg je een normale evenwichtige instroom en tweetalige instellingen die het aansturen. Op dat niveau heb je perfect tweetalig personeel nodig.”

Vanhengel zegt volgend schooljaar al te willen starten. “We hebben het voorbije jaar hard gewerkt om elkaars systemen te leren kennen, want die waren uit elkaar gegroeid. In het regeerakkoord van de Franse (Cocof) en Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) staat dat we daar de middelen voor vrijmaken, het is een prioriteit.”

door TG © brusselnieuws.be
Brussel

Een heel pak Brusselse scholen waren ooit één school, maar werden 30 jaar geleden in een Franstalig en een Nederlandstalig deel gesplitst. Ze liggen vlak naast elkaar, maar vinden het erg moeilijk om samen te werken, door verschillende regels. En het staat in de weg van meertaligheid. De denktank Vrijdaggroep wil daar verandering in brengen.

Leerlingen van de Sint-Karelschool in Molenbeek (© Saskia Vanderstichele)

Scholen worden gescheiden door een muur, bomen, soms gewoon een streep op de grond, maar werken vaak erg weinig samen, terwijl ze ooit een school waren. 30.000 kinderen gaan naar zo’n ‘gesplitste school’. Die splitsing zorgt voor vreemde situaties, zegt een rapport van de Vrijdaggroep, een denktank van een groep jonge mensen van 25 tot 35 die oplossingen willen voorstellen voor een snel veranderende wereld.

Zo geeft de groep het voorbeeld van een Nederlandstalige school die een buurtfeest wil organiseren met de Franstalige buren. Dat kan niet, want dan krijgt de school geen subsidies meer. Sommige scholen moeten een kwartier wandelen naar een sporthal, terwijl er een staat bij de (anderstalige) buren.

Federalisering
Het onderwijs is in België al decennia geen nationale bevoegdheid meer, en dus bestaat er in Brussel Nederlandstalig en Franstalig onderwijs, maar geen echt Brussels. Dat verklaart de moeilijke samenwerking: andere gemeenschap, andere regels.

“De scholen kaarten dat zelf aan. Zo kan een geaggregeerd germanist van de VUB niet vast benoemd worden in een Franstalige school, terwijl daar een tekort aan goede leerkrachten Nederlands is”, zegt Brieuc Van Damme, de voorzitter van de Vrijdaggroep. “Dat is inefficiënt, en in Brussel mag niet zo gemorst worden met middelen. Veel bizarre situaties kunnen volgens ons opgelost worden als de ministers twee uur samen koffie gaan drinken.”

Taaldiversiteit
Maar het gaat om meer dan straatfeesten of sporthallen. “Brussel is geen tweetalige stad meer, maar een echte meertalige. Jammer genoeg zorgen de muren ervoor dat de leerlingen niet kunnen profiteren van die taaldiversiteit”, klinkt het verder. “Vergelijkbare leerlingen krijgen aan de ene kant les in het Nederlands, aan de andere in het Frans.”

Meertaligheid is een troef, vindt de Vrijdaggroep. Daarom moeten Nederlands, Frans, maar ook Engels of Arabisch een plaats in alle curricula krijgen, zodat leerlingen echt meertalig worden, klaar voor de toekomst. “Er moet dus een fundamentele samenwerking komen. En we moeten durven experimenteren.”

“Als er meer informatie beschikbaar wordt kan er in de toekomst misschien gedebatteerd worden over een onderwijssysteem in Brussel, maar we beseffen dat dat gevoelig ligt. Daarom doen we een aantal concrete aanbevelingen die op kortere termijn gerealiseerd kunnen worden”, besluit Van Damme. Guy Vanhengel (Open VLD), bevoegd voor onderwijs in de VGC, maakt overigens al werk van een tweetalige lerarenopleiding.

Crevits: ‘Onderwijs blijft gemeenschapsmaterie’
Hilde Crevits, de Vlaamse minister van Onderwijs (CD&V), vindt dat onderwijs een zaak van de gemeenschappen moet blijven. “Maar we vinden het goed dat scholen samenwerken, en we zien ook dat dat gebeurt. Ik probeer daar goede afspraken over te maken met mijn collega die bevoegd is voor het Franstalig onderwijs”, klinkt het bij de minister.

door © Brussel Deze Week
Brussel

Volgens voorzitter van de Vrijdaggroep Brieuc Van Damme zijn de Brusselse kinderen het slachtoffer van het gebrek aan communicatie tussen het Nederlands- en Franstalig onderwijs. Nochtans kampen ze met dezelfde uitdagingen, schrijft hij: die van een grootstedelijke, multiculturele en meertalige regio.

Op speelpleintjes komen jongeren uit het Nederlands- en Franstalig onderwijs elkaar vaak tegen, op school veel minder. (© Elke Vanoost)

V orige week kwamen we met de vrijdaggroep naar buiten met een ontluisterende vaststelling: door 30 procent van de Nederlandstalige Brusselse scholen loopt een fysieke muur. Zo blijven Nederlandstaligen netjes van hun Franstalige studiegenootjes gescheiden. Het resultaat: op het buurtplein spelen kinderen voetbal, op de speelplaats oorlogje. Inclusief het over de muur afschieten van projectielen.

Die reële muur van zo’n twee kilometer lang, de afstand van Manneken Pis tot het Jubelpark, loopt ook door de decreten van de Vlaamse en Franse Gemeenschap die het Brussels onderwijs vorm geven. Die muur loopt door directies en lerarenkamers die al decennia niet meer met elkaar praten. Op een aantal moedige uitzonderingen na wordt amper nog gecommuniceerd.

Immersieonderwijs
Het kind van de rekening? Juist, de Brusselse kinderen. Een directrice getuigt op Radio 1: bij de splitsing van haar school dertig jaar geleden heeft de Nederlandstalige afdeling de grote sportzaal aan de Franstalige moeten afstaan. In eerste instantie mochten ze die nog gebruiken, maar sinds het gemeentebeleid besliste om voorrang te geven aan het Franstalig onderwijs, moeten de Nederlandstalige buren nu vijftien minuten naar een ander sportcomplex stappen. Tijdens ons eigen speurwerk leerden we dat een directeur dreigde subsidies te verliezen als ze rond het gezamenlijk, efficiënter beheer van infrastructuur of schoolfeesten zou samenwerken met zijn Franstalige evenknie.

Dat heeft ons rapport alvast wel bereikt: scholen meldden ons dat ze vrijdag, soms voor het eerst in jaren, contact met elkaar hebben opgenomen. Wachten op de wetgever moet niet altijd. Verandering komt vaak van het terrein. Dan pas volgt het beleid.
Vlaamse en Franstalige Brusselse scholen kampen nochtans met dezelfde uitdagingen; die van een grootstedelijke, multiculturele en meertalige regio. Met 15 tot 20 procent schoolverlaters naargelang de bron, voert Brussel het regionale lijstje aan en bevindt ze zich boven het Europese gemiddelde. De onderwijskloof, die aan een cocktail van armoede en anderstalige ouders wordt toegeschreven, legt een bom onder het sociale weefsel van onze hoofdstad en haar economische ontwikkeling.

Taal is niet enkel één van de oorzaken van de onderwijskloof. Ze is paradoxaal genoeg ook één van de meest doeltreffende remedies als er op school goed mee wordt omgegaan. Uit nationaal en internationaal onderzoek van Van de Craen (VUB) blijkt dat kinderen die een deel van de leerstof in een andere taal aangeleerd krijgen niet alleen beter scoren op taal, maar ook op andere vakken zoals rekenen en wiskunde. De progressie is het meest uitgesproken bij zwakke leerlingen, waardoor de kloof met de sterke leerlingen kleiner wordt. Onderzoek van Nevala & Hawley toont dan weer aan dat het aantal schoolverlaters kan worden verlaagd door middel van een goede samenwerking tussen alle bevoegdheidsniveaus en alle actoren. Met een maximum van twee uurtjes immersieonderwijs in het Nederlandstalig basisonderwijs en isolationistische schoolgemeenschappen, ontbreekt het in Brussel aan beide.

Overbrug de kloof
We kunnen nochtans op korte termijn een aantal zaken doen om de situatie voor de Brusselse schoolgaande jeugd te verbeteren. Als Ministers Milquet en Crevits samen met een aantal schooldirecteurs op de koffie zouden gaan, zouden ze ongetwijfeld naar buiten stappen met een waslijst absurditeiten die kleine aanpassingen aan de regelgeving kunnen verhelpen, zoals eerdere getuigenissen al hebben aangetoond. Daarnaast moet het PISA onderzoek van de OESO op Brussel worden toegespitst om de specifieke noden en mogelijke oplossingen voor de regio beter te vatten.

De onderwijskloof vernauw je door het kleuteronderwijs in beide Gemeenschappen verplicht te maken, en op een gedecomplexeerde manier met taal in het Brussels onderwijs om te gaan. Sinds september 2014 kan in het Nederlandstalig Brussels secundair onderwijs tot 20 procent van de lessen in een andere taal worden aangeboden. Dit moet worden doorgetrokken naar het lager onderwijs waar de onderwijskloof ontstaat.

Een kloof vernauw je door dichter bij elkaar te komen en van elkaar te leren. Door samen te werken kan je een kloof zelfs overbruggen. Maar keer je elkaar de rug toe, dan zit je al snel muurvast.

Brieuc Van Damme woont in Molenbeek en is voorzitter van de vrijdaggroep, een beleidsplatform voor jongeren van diverse pluimage. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.

“Merhaba, bonjour, goeiemorgen!” klinkt het ’s ochtends op de Gentse basisschool Sint-Salvator. “Sinds de leerlingen soms hun thuistaal mogen spreken, is hier veel minder agressie”, zegt het zorgteam.

“Vroeger stonden er hier soms twintig leerlingen in straf omdat ze de thuistaal hadden gesproken. Daar, naast elkaar tegen die muur.” Els Van Den Berghe, juf in het tweede leerjaar, wijst naar de plek, waar nu leerlingen luid staan te babbelen en te lachen. Els geeft toe in het begin vragen te hebben gehad bij het thuistaalonderzoek van de stad Gent waar de school mee instapte. “Ik was ervan overtuigd dat leerlingen pas goed Nederlands leren door ze te drillen. Pas toen de school een bevraging deed bij ouders, beseften we dat de leerlingen en ouders zich minderwaardig voelden. Sommige leerlingen zegden letterlijk tegen hun ouders: ‘Je mag zo niet spreken, want dat is slecht.’”

Registers

Vijf jaar later heeft het strenge taalbeleid plaatsgemaakt voor een beleid waarin openheid voor andere talen centraal staat. “De school ademt meertaligheid”, zegt zorgcoördinator Magda Seynaeve. “Op maandagochtend kruipen de kleuters gezellig rond een van de vertelmama’s voor een verhaaltje in hun eigen taal. In de schoolbibliotheek staan anderstalige boeken. Leerlingen hebben in de klas woordenboeken in de thuistaal. En wie met een vriendje in een andere taal wil overleggen, mag dat. Uiteraard zijn er afspraken. Zodra er een kind bij staat met een andere thuistaal, hanteren ze het Nederlands. In de klas dient de thuistaal om iets beter te begrijpen of om elkaar te helpen. Niet om anderen uit te sluiten.”

Peuterpuberteit

Sinds de leerlingen in hun eigen taal mogen praten, zijn ze rustiger. “Je kan het vergelijken met de peuterpuberteit”, zegt Seynaeve. “Peuters voelen veel emoties waar ze nog geen taal voor hebben, met woede-uitbarstingen als gevolg. Met anderstaligen hetzelfde. Wij namen hun woorden af, waardoor vechten de enige uitweg was.” Door in de klas zoveel talen aan bod te laten komen, staan leerlingen ook veel meer open voor talen. “Ze vinden het geweldig om te ontdekken hoe je iets in een andere taal zegt. Ze zijn ook zelfzekerder. Vroeger zwegen ze uit schrik. Nu durven ze leren en fouten maken.”

http://www.klasse.be/leraren/33478

“Nederlands is hier de voertaal. Bij onwil treedt de school zeker op.” Een fragment uit jouw schoolreglement? Thuistalen zijn op veel scholen niet welkom, ‘omdat ze het Nederlands in de weg staan’. Maar volgens Kris Van den Branden, directeur van het Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven) bestraf je vreemde talen op school beter niet. “Het maakt kinderen net taalvaardiger, ook in het Nederlands.”

  • Thuistaal toelaten op school maakt leerlingen taalvaardiger, zegt onderzoeker Kris Van den Branden
  • Ook het welbevinden van leerlingen stijgt als ze op school hun eigen taal mogen spreken
  • Enkele Vlaamse scholen experimenteren nu al met meertalige leeromgevingen

“Scholen kiezen met de beste bedoelingen voor een uitsluitend Nederlandstalig beleid”, zegt Kris Van den Branden. “Ze moeten leerlingen afleveren die klaar zijn voor de Nederlandstalige samenleving, die rapporten en e-mails kunnen schrijven … Scholen gaan ervan uit dat elke seconde nodig is om hun zo goed mogelijk Nederlands te leren. Toch bepaalt vooral de opleiding van de ouders het succes van de kinderen op school, niet de thuistaal. Kinderen van hoogopgeleide anderstalige ouders scoren goed omdat de taalomgeving thuis dichter aanleunt bij de taal op school. Kinderen van laagopgeleide ouders moeten op school vaak nog te veel woorden en concepten leren die ze thuis nog nooit gehoord hebben. Dat geeft hun een achterstand. Ook veel Nederlandstalige leerlingen van laagopgeleide ouders hebben het daarom moeilijk op school.”

Anderstaligen die thuis Nederlands spreken pikken toch veel sneller de schooltaal op?

Van den Branden: “Van dat misverstand moeten we af. Om een nieuwe taal te leren heb je het best de thuistaal stevig onder de knie. Ouders spreken dus beter de taal die ze zelf goed kunnen. Zo krijgen kinderen een goede basistaalvaardigheid en dient de thuistaal als opstapje voor het Nederlands. Daar bestaat nogal wat overtuigend onderzoek over. Prentenboeken bijvoorbeeld zitten vol moeilijke woorden: paddenstoelen, bladeren, eekhoorn … Als een kind de helft van de woorden niet kent, begrijpt het de verhaallijn niet. Maar als de ouders in hun taal het verhaal kunnen vertellen, pikt het kind de Nederlandse woorden beter op, want het kent de verhaallijn al. Ook in de klas kan thuistaal als opstapje dienen. Zo kunnen twee Turkse leerlingen een half minuutje overleggen in hun taal om te checken of ze het wel begrepen hebben. Leraren steigeren als ze dat horen, maar dat is een heel natuurlijk proces. Als de hotelbediende op reis iets zegt waar je maar flarden van begrijpt, zoek je toch ook bevestiging bij je partner: ‘Was het ontbijt nu ‘vanáf’ 8 uur of ‘vóór’ 8 uur?’”

Hou je de klas nog wel onder controle als iedereen zijn eigen taal spreekt?

Van den Branden: “Het is een illusie dat je in Nederlandstalige klassen wel controle hebt over wat leerlingen fluisteren en tegen elkaar zeggen. Je moet wel goede afspraken maken. Waar en hoe lang mogen ze hun eigen taal spreken? Hoe lang mogen ze overleggen bij groepswerk? Mogen ze een woordenboek gebruiken of buitenlandse bronnen vermelden in huiswerk? De thuistaal in kleine situaties gebruiken als opstapje naar Nederlands wil niet zeggen dat je moet toelaten dat de leerlingen de hele tijd onderling met elkaar in een vreemde taal spreken. Nederlands blijft op school nog altijd het fundament om te leren.”

Sluit je zo de andere leerlingen niet uit? Je zal maar dat ene Nederlandstalige kind zijn dat een groepswerk moet maken met drie Turkse kinderen.

Van den Branden: “Taal is niet de oorzaak van kliekjesvorming. Ook in andere scholen gebeurt dat. Over beleefdheid en respect moet je praten en afspraken maken. Je taalbeleid rond meertaligheid geeft je dus een extra argument om dat te doen. Laat een van de gedragsregels op school zijn: ‘Wanneer iemand in de groep de taal niet spreekt, spreken we Nederlands’. Kinderen vinden dat vanzelfsprekend.”

In sommige scholen krijgen leerlingen straf als ze hun eigen taal spreken. Een slecht idee?

Van den Branden: “Scholen bedoelen het goed. Ze willen controle houden, niemand uitsluiten … Maar ze staan te weinig stil bij wat dat met een kind doet. Taal is een deel van je identiteit en je bent er trots op. Op het moment dat je de taal van een kind verbiedt, geef je impliciet de boodschap: ‘je moet een stukje van jezelf opgeven’. Je loopt het risico dat zo’n kind zich niet welkom voelt. Met dat gevoel kan je je niet ten volle inzetten.”

Waar pikken deze kinderen dan nog het Nederlands op? Vaak spreken anderstalige ouders thuis amper een woord Nederlands.

Van den Branden: “We moeten ophouden een taalbeleid op te zetten op basis van vooroordelen. Zowel anderstalige leerlingen als hun ouders zien het Nederlands als de poort naar een mooiere toekomst. Ze beseffen het belang ervan voor later. Onderzoek wijst uit dat anderstalige kinderen ook wel naar Ketnet kijken en Nederlands spreken met broers en zussen en op het internet. Sommige leraren hebben door die vooroordelen lagere verwachtingen van anderstaligen, waardoor ze hen minder uitdagen. Terwijl die net een belangrijke troef hebben: hun meertaligheid. In plaats van te focussen op wat ze niet kunnen, laat ze eens een krant in hun taal meenemen naar de les en vergelijk hoe onze kranten over dezelfde thema’s berichten. Zo geef je ze de kans om uit te blinken, want ze kunnen in het Nederlands iets vertellen wat ze net in hun taal hebben gelezen. Daardoor stijgt ook hun zelfvertrouwen en betrokkenheid.”

Door oorlogen en conflicten in het land van herkomst liggen vreemde talen op school toch erg gevoelig. Moet het Nederlands niet de neutrale basis zijn voor iedereen?

Van den Branden: “In klassen waar grote wereldconflicten in het achterhoofd zitten, kan het Nederlands de lijm zijn die de klas samenhoudt. Sowieso is het Nederlands in elke school de basis. Dat spreekt voor zich. Een goed taalbeleid doet alles om het leren van Nederlands gemakkelijker te maken. Voor mij is dat ook de thuistaal inzetten waar nodig. Of ouders stimuleren om thuis een rijke thuistaal te spreken. Ga vooral in discussie met je lerarenkorps en leerlingen. Probeer vooroordelen te laten vallen. En heb vooral oog voor natuurlijke taalprocessen. Leg die niet lam met strenge regels die het welbevinden schaden. Jongeren weten wel hoe taal werkt. Zo beseffen Marokkaanse jongeren perfect welk taalregister ze moeten gebruiken naargelang van de situatie. Zoiets hoef je niet te beteugelen.”

Zijn we té gevoelig voor taal?

Van den Branden: “Ik vrees het. In het actieplan van de Europese Unie lees ik alleen positieve dingen over meertaligheid. En dan stel ik vast hoe we in Vlaanderen soms verkrampt reageren. We laten ons ophitsen. Ons onderwijs moet uiteraard leerlingen afleveren die taalvaardig zijn in het Nederlands. Maar laat ons niet te zwart-wit denken. Meertaligheid is een troef, niet de oorzaak van allerhande problemen.”

http://www.klasse.be/leraren/33478/meertaligheid-is-een-troef-geen-handicap/

‘Laat kinderen hun taal spreken op school’
‘Ongestoord je moedertaal spreken bevordert je zelfvertrouwen’, zegt Piet Van Avermaet van de Universiteit Gent. Foto: An Nelissen
Marokkaanse, Turkse of Bulgaarse kinderen die hun moedertaal spreken op school. Het mag voortaan van de Gentse schepen van Onderwijs, Elke Decruynaere (Groen). Hun Nederlands zal er wel bij varen, zeggen experts.

Iedereen spreekt altijd Nederlands op school. Dat is het discours. ‘Maar door deze ideologische hardnekkigheid verlaten nu te veel kinderen het zesde leerjaar met een enorme taalachterstand’, zegt Elke Decruynaere, (Groen), de schepen van Onderwijs in Gent.

In de richtlijn van haar nieuw beleidsplan schrijft ze dat de allochtone kinderen in de stedelijke basisscholen hun moedertaal mogen spreken.

De schepen verduidelijkt dat het absoluut niet de bedoeling is dat kinderen in hun eigen taal les krijgen. ‘Maar een elfjarig Bulgaars kind dat een zesjarige in zijn eigen taal helpt bij het leren lezen, dat moet kunnen. En je geeft ook geen kind strafstudie omdat het zijn eigen taal spreekt op de speelplaats.’

Veel andere Vlaamse scholen stellen in hun reglement dat er alleen Nederlands mag worden gesproken, in de klas en op de speelplaats.

Piet Van Avermaet, docent multiculturele studies aan de Universiteit Gent en directeur van het Steunpunt Diversiteit en Leren, juicht de Gentse beslissing toe. ‘Omdat we er ondertussen zijn achtergekomen dat als je kinderen eerst deftig hun moedertaal leert spreken, ze daarna des te sneller een andere taal zullen oppikken. Hoe beter je je eerste taal kent, hoe sneller je cognitieve verbanden zal leggen met andere talen. Zo gaat het met talen leren. Dus: hoe beter de allochtone kinderen hun moedertaal kennen, hoe sneller ze het Nederlands zullen oppikken.’

Van Avermaet deed al tests in scholen waar allochtone kinderen nu al onbestraft hun moedertaal op de speelplaats mogen spreken. ‘Die kinderen scoren op de tests Nederlands zeker niet slechter dan de kinderen die op school alleen Nederlands mogen spreken.’

De Standaard 10/04/2014 om 06:15 door Van onze redacteurs ,

Het wordt voor Franstalige leerkrachten eenvoudiger om taalles te gaan geven in het Nederlandstalige net en vice versa. De ministers van onderwijs hebben daarover nieuwe afspraken gemaakt.

Leraren uitwissel voor taal wordt makkelijker (© Bram Tack)

Concreet zullen een aantal hinderpalen worden weggenomen voor leerkrachten die het moeilijk maakten om in een anderstalig net aan de slag te gaan. Zo behouden leerkrachten hun loon zoals ze dat gewoon zijn. Dat punt was voorheen nog een struikelblok. Ook is afgesproken dat de ontvangende gemeenschap opdraait voor de woon-werkvergoeding van de leerkracht.

De beslissing werd genomen op de eerste interministeriële conferentie over onderwijs, die sinds de goedkeuring van de zesde staatshervorming elk trimester zal samenkomen. Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) en zijn collega’s Marie-Martine Schyns (CDH, van de Franse gemeenschap) en Olivier Paasch (ProDG, van de Duitse gemeenschap) werden voor de eerste gelegenheid ontvangen door Koning Filip.

door © brusselnieuws.be
15:07 – 08/01/2014

Niet alleen politieke tegenstanders, ook waarnemers en commentatoren maken brandhout van de confederale voorstellen van N-VA. Vooral de Brusselkeuze, waarbij Brusselaars zouden moeten kiezen tussen een Vlaamse en een Waalse sociaal bestel, stuit op onbegrip. “In strijd met de kosmopolitische realiteit.”

Ook het cobeheer doet Van Parijs af als onzin. “De gedeelde soevereiniteit is totaal achterhaald. Het zou voortdurend tot blokkeringen leiden. De tijd van de kolonisatie is voorbij.”

Van Parijs ziet wel marge voor institutionele vereenvoudiging. “De fusie van de negentien gemeenten is geen absurd idee. Naar analogie met Wenen en Berlijn pleit ik voor één grote hoofdstad, die tegelijkertijd deelstaat is en waarbij de nabijheid gegarandeerd wordt door districten.”

‘Al genoeg conclicten in Brussel’
“Als het echt niet anders zou kunnen, zou ik voor Vlaanderen kiezen”, zegt Geert Van Istendael in De Morgen. “Maar ik vind het een buitengewoon verkillende gedachte, dat ik mij tegen de andere mensen in mijn stad zou moeten afzetten. Er zijn al genoeg conflicten in Brussel en de Brusselkeuze zou dat nog erger maken. N-VA moet zijn huiswerk opnieuw maken. Dit idee is achterhaald. Brussel is al lang niet meer tweeledig. Het is een hyperdiverse stad, die duizendledig is.”

Professor-emeritus Eric Corijn noemt de N-VA-voorstellen “radicaal, ondemocratisch, antistedelijk en 19de eeuws. Er wordt totaal geen rekening gehouden met de realiteit, namelijk dat Brussel vandaag een kosmopolitische plek is waar meer dan de helft van de inwoners niet van Belgische afkomst is. Je kan die niet in tweeën delen. De Brusselaars zullen zich verzetten.”

‘Neokolonialisme’
“De N-VA eist totale Vlaamse autonomie op, maar ze wil dat niet gunnen aan de Brusselaars”, schrijft Luc Van der Kelen, jarenlang politiek commentator voor Het Laatste Nieuws, op deredactie.be. “Het N-VA-model voor Brussel komt neer op een vorm van Vlaams-Waals neokolonialisme, waarbij Brussel onder voogdij wordt gesteld.”

Die voogdij zou volgens Van der Kelen “dramatisch” zijn voor Brussel omdat “Vlaanderen en Wallonië niet met overmatige interesse naar Brussel kijken. De partij geeft overigens blijk van weinig kennis van de Franstalige politiek, als ze denkt dat de Franstalige Brusselaars zich op hun kop zullen laten zitten vanuit Luik of Charleroi. Zoveel naïviteit is toch wel verbazend.”

‘N-VA wil Brussel vervlaamsen’
“Brussel wordt het politieke en institutionele stiefkind van de confederatie”, stelt Bart Brinckman in De Standaard. “In tegenstelling tot de Vlaamse en Waalse regering maakt geen enkel lid van de Brusselse regering deel uit van de kleine confederale regering.”

Brinckman gelooft ook niet in de subnationaliteit. “Wat zijn de gevolgen voor gemengde huwelijken? Hoe zit het met nieuw samengestelde gezinnen? De wachttijd om van systeem te veranderen bedraagt drie jaar, een lange periode om niet ziek te vallen.”

De commentator ziet er een tactiek in om Brussel te vervlaamsen. “De N-VA speculeert op het feit dat de Brusselaars voor het royaalste systeem zullen kiezen. Dat kan de kostprijs van de Vlaamse sociale zekerheid de hoogte injagen, zeker als het om economisch zwakkeren gaat. Eerder gebruikte Vlaams Belang die optie als een soort tactiek om Brussel te vervlaamsen. Met geld is immers alles te koop.”

‘Omkoping en segregatie’
Ook Beatrice Delvaux ontwaart eenzelfde tactiek in Le Soir. “Het voortbestaan van een uitgehold België geeft tijd om de Brusselaars te transformeren in Vlamingen door ze stelselmatig ‘om te kopen’. in afwachting van het echte doel: de Vlaamse onafhankelijkheid.”

De plannen voor Brussel als een minderwaardig gewest noemt ze “schokkend.” N-VA “ontkent alle Brusselse beslissingen van de laatste twintig jaar en organiseert een segregatie van zijn inwoners. Wie kan zich inbeelden dat in een straat burgers wonen met verschillende sociale en economische rechten?”

© brusselnieuws.be – 31/10/2013

Volgens Brussels minister Guy Vanhengel (Open VLD) zal het plan van de N-VA voor Brussel niet werkbaar zijn, omdat de Brusselaars dan moeten “kiezen tussen hun vader of moeder”. De voorstellen van de N-VA weigeren de Brusselaars een eigen identiteit, reageert ook Laurette Onkelinx, voorzitster van de Brusselse federatie van de Parti Socialiste (PS), in een persbericht. “Dit zullen we nooit aanvaarden”, treedt Brussels minister-president Rudi Vervoort (PS) haar bij.

Volgens Brussels minister van Financiën en Begroting Guy Vanhengel zullen de voorstellen van de N-VA in de praktijk niet werkbaar zijn. “Het idee vertrekt vanuit een verkeerd uitgangspunt. Wij worden tweederangsburgers, de Brusselaars houden op die manier op te bestaan”, aldus Vanhengel in “Vandaag” op Radio 1.

Het is als kiezen tussen je vader en je moeder

“Kiezen tussen Vlaanderen en Wallonië, dat is zoals kiezen tussen je vader en je moeder”, gaat Vanhengel verder. “Mensen hebben bovendien de neiging om te kiezen voor het model dat hen het meeste voordeel oplevert. En dat kan aanleiding geven tot concurrentie.”

Volgens Vanhengel zou het beter zijn om voort te werken op het federale model dat er nu is, waarbij de deelgebieden autonomie hebben. “Ik denk dat we meer belang hebben bij goede samenwerkingsvormen tussen de verschillende entiteiten dan met een ontwikkeling van een soort vechtfederalisme waarbij Brusselaars gedwongen worden om keuzes te maken”, klinkt het. “Dit is voor de Brusselaars een horrorbeeld, geen ideaalbeeld”, besluit Vanhengel in “Terzake”.

“Kaakslag voor de Brusselaars”, aldus de SP.A

Ook Vlaams parlementslid en Brusselaarster Yamila Idrissi (SP.A) ziet de voorstellen van de N-VA voor een confederaal België en voor Brussel niet zitten. “Een kaakslag voor Brussel”, noemt ze die.

Volgens Idrissi willen de meeste Brusselaars helemaal niet kiezen tussen Vlaanderen en Wallonië of tussen een Vlaamse en Waals fiscaal of sociale zekerheidssysteem. De N-VA wil volgens haar enkel mensen tegen elkaar opzetten, zoals ze dat ook doet in Antwerpen.

Idrissi vindt ook het plan van de N-VA om Brussel in districten te verdelen, alles ingewikkelder maakt. Volgens haar ontbreekt het de N-VA aan een grootstedelijke visie en heeft die partij geen of weinig aandacht voor kansarmoede of werkloosheid, twee grote problemen in het Brusselse Gewest.

“Brusselaars worden zo staatloos”

“Bart De Wever past het separatisme in een steeds minder gemaskeerde vorm toe, en weigert zelfs de Brusselaars hun eigen identiteit”, zegt dan weer Laurette Onkelinx (PS). “De geforceerde verbinding die hij voorstelt, hetzij aan Wallonië, hetzij aan Vlaanderen, maakt van de Brusselaars de staatlozen van het confederalisme.”

Ze stelt dat de geschiedenis vol is van voorbeelden, waarbij zij die “de identiteit hebben geminacht van bevolkingen waarvan ze het lot wilden regelen”, de boemerang in het gezicht hebben teruggekregen. “De N-VA maakt iedere dialoog met hen over de toekomst van Brussel onmogelijk.”

Belga

Rudi Vervoort (foto in tekst), minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zegt dat de N-VA haar ware gezicht laat zien.

“Ze treedt naar voren als een partij die België noch Brussel wenst te erkennen. Door het Brussels Gewest, het “Hoofdstedelijk Gewest” van ons land, te willen afschaffen, beledigt de N-VA de 1.150.000 Brusselaars en maakt ze duidelijk waar ze werkelijk op uit is: de ondergang bewerkstelligen van ons land, zijn talent, zijn creativiteit en zijn vernuft”, aldus Vervoort.

“Dit zullen we nooit aanvaarden. En ik stel me in dat verband de vraag welke Franstalige zich ooit bereid zal tonen om deze plannen samen met de N-VA uit te voeren. Wij in elk geval nooit”, klinkt het nog.

“Definitief afstand nemen van de N-VA”

De fractieleider van CDH in het Brusselse parlement, Benoît Cerexhe (foto in tekst), heeft “zonder verrassing maar met consternatie” kennis genomen van het communautaire programma van de N-VA over de toekomst van de Brusselse instellingen. Hij roept in een persbericht de andere politieke formaties in Brussel op om definitief afstand te nemen van de N-VA.

Belga

De N-VA-voorstellen wat betreft Brussel “zijn voorhistorisch want ze herhalen enkel de oude litanie die decennialang werd verdedigd, nog voor de vorming van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, door de Vlaamse beweging”. Die beweging ziet in Brussel enkel een “grondgebied” waar de bewoners enkel kunnen aanvaarden in eerste instantie door Vlaanderen en Wallonië te worden beheerd, en in een tweede instantie alleen door Vlaanderen, meent Cerexhe.

Vincent De Wolf, fractieleider van de MR in het Brusselse parlement, betreurt het vast te stellen dat de N-VA de “enige echte Brusselse keuze weigert”, namelijk een gewest vormen dat vrij is zichzelf te beheren in het belang van de Franstaligen en Vlamingen in Brussel, en dat aan de echte prioriteiten werkt. Hij heeft het dan over de werkgelegenheid, opleiding of de economische ontwikkeling. “De N-VA wil ongetwijfeld de Nederlandstalige kiezers in Brussel en Vlaanderen verleiden met mooie socio-economische voorstellen, die doelbewust ontwikkeld zijn om de pil van haar communautaire doeleinden makkelijker te slikken.”

wo 30/10/2013 – 17:17Update: wo 30/10/2013 – 20:55 Belga, Inne Verhoogen, Kevin Calluy, Jos De Greef