“Nederlands is hier de voertaal. Bij onwil treedt de school zeker op.” Een fragment uit jouw schoolreglement? Thuistalen zijn op veel scholen niet welkom, ‘omdat ze het Nederlands in de weg staan’. Maar volgens Kris Van den Branden, directeur van het Centrum voor Taal en Onderwijs (KU Leuven) bestraf je vreemde talen op school beter niet. “Het maakt kinderen net taalvaardiger, ook in het Nederlands.”
- Thuistaal toelaten op school maakt leerlingen taalvaardiger, zegt onderzoeker Kris Van den Branden
- Ook het welbevinden van leerlingen stijgt als ze op school hun eigen taal mogen spreken
- Enkele Vlaamse scholen experimenteren nu al met meertalige leeromgevingen
“Scholen kiezen met de beste bedoelingen voor een uitsluitend Nederlandstalig beleid”, zegt Kris Van den Branden. “Ze moeten leerlingen afleveren die klaar zijn voor de Nederlandstalige samenleving, die rapporten en e-mails kunnen schrijven … Scholen gaan ervan uit dat elke seconde nodig is om hun zo goed mogelijk Nederlands te leren. Toch bepaalt vooral de opleiding van de ouders het succes van de kinderen op school, niet de thuistaal. Kinderen van hoogopgeleide anderstalige ouders scoren goed omdat de taalomgeving thuis dichter aanleunt bij de taal op school. Kinderen van laagopgeleide ouders moeten op school vaak nog te veel woorden en concepten leren die ze thuis nog nooit gehoord hebben. Dat geeft hun een achterstand. Ook veel Nederlandstalige leerlingen van laagopgeleide ouders hebben het daarom moeilijk op school.”
Anderstaligen die thuis Nederlands spreken pikken toch veel sneller de schooltaal op?
Van den Branden: “Van dat misverstand moeten we af. Om een nieuwe taal te leren heb je het best de thuistaal stevig onder de knie. Ouders spreken dus beter de taal die ze zelf goed kunnen. Zo krijgen kinderen een goede basistaalvaardigheid en dient de thuistaal als opstapje voor het Nederlands. Daar bestaat nogal wat overtuigend onderzoek over. Prentenboeken bijvoorbeeld zitten vol moeilijke woorden: paddenstoelen, bladeren, eekhoorn … Als een kind de helft van de woorden niet kent, begrijpt het de verhaallijn niet. Maar als de ouders in hun taal het verhaal kunnen vertellen, pikt het kind de Nederlandse woorden beter op, want het kent de verhaallijn al. Ook in de klas kan thuistaal als opstapje dienen. Zo kunnen twee Turkse leerlingen een half minuutje overleggen in hun taal om te checken of ze het wel begrepen hebben. Leraren steigeren als ze dat horen, maar dat is een heel natuurlijk proces. Als de hotelbediende op reis iets zegt waar je maar flarden van begrijpt, zoek je toch ook bevestiging bij je partner: ‘Was het ontbijt nu ‘vanáf’ 8 uur of ‘vóór’ 8 uur?’”
Hou je de klas nog wel onder controle als iedereen zijn eigen taal spreekt?
Van den Branden: “Het is een illusie dat je in Nederlandstalige klassen wel controle hebt over wat leerlingen fluisteren en tegen elkaar zeggen. Je moet wel goede afspraken maken. Waar en hoe lang mogen ze hun eigen taal spreken? Hoe lang mogen ze overleggen bij groepswerk? Mogen ze een woordenboek gebruiken of buitenlandse bronnen vermelden in huiswerk? De thuistaal in kleine situaties gebruiken als opstapje naar Nederlands wil niet zeggen dat je moet toelaten dat de leerlingen de hele tijd onderling met elkaar in een vreemde taal spreken. Nederlands blijft op school nog altijd het fundament om te leren.”
Sluit je zo de andere leerlingen niet uit? Je zal maar dat ene Nederlandstalige kind zijn dat een groepswerk moet maken met drie Turkse kinderen.
Van den Branden: “Taal is niet de oorzaak van kliekjesvorming. Ook in andere scholen gebeurt dat. Over beleefdheid en respect moet je praten en afspraken maken. Je taalbeleid rond meertaligheid geeft je dus een extra argument om dat te doen. Laat een van de gedragsregels op school zijn: ‘Wanneer iemand in de groep de taal niet spreekt, spreken we Nederlands’. Kinderen vinden dat vanzelfsprekend.”
In sommige scholen krijgen leerlingen straf als ze hun eigen taal spreken. Een slecht idee?
Van den Branden: “Scholen bedoelen het goed. Ze willen controle houden, niemand uitsluiten … Maar ze staan te weinig stil bij wat dat met een kind doet. Taal is een deel van je identiteit en je bent er trots op. Op het moment dat je de taal van een kind verbiedt, geef je impliciet de boodschap: ‘je moet een stukje van jezelf opgeven’. Je loopt het risico dat zo’n kind zich niet welkom voelt. Met dat gevoel kan je je niet ten volle inzetten.”
Waar pikken deze kinderen dan nog het Nederlands op? Vaak spreken anderstalige ouders thuis amper een woord Nederlands.
Van den Branden: “We moeten ophouden een taalbeleid op te zetten op basis van vooroordelen. Zowel anderstalige leerlingen als hun ouders zien het Nederlands als de poort naar een mooiere toekomst. Ze beseffen het belang ervan voor later. Onderzoek wijst uit dat anderstalige kinderen ook wel naar Ketnet kijken en Nederlands spreken met broers en zussen en op het internet. Sommige leraren hebben door die vooroordelen lagere verwachtingen van anderstaligen, waardoor ze hen minder uitdagen. Terwijl die net een belangrijke troef hebben: hun meertaligheid. In plaats van te focussen op wat ze niet kunnen, laat ze eens een krant in hun taal meenemen naar de les en vergelijk hoe onze kranten over dezelfde thema’s berichten. Zo geef je ze de kans om uit te blinken, want ze kunnen in het Nederlands iets vertellen wat ze net in hun taal hebben gelezen. Daardoor stijgt ook hun zelfvertrouwen en betrokkenheid.”
Door oorlogen en conflicten in het land van herkomst liggen vreemde talen op school toch erg gevoelig. Moet het Nederlands niet de neutrale basis zijn voor iedereen?
Van den Branden: “In klassen waar grote wereldconflicten in het achterhoofd zitten, kan het Nederlands de lijm zijn die de klas samenhoudt. Sowieso is het Nederlands in elke school de basis. Dat spreekt voor zich. Een goed taalbeleid doet alles om het leren van Nederlands gemakkelijker te maken. Voor mij is dat ook de thuistaal inzetten waar nodig. Of ouders stimuleren om thuis een rijke thuistaal te spreken. Ga vooral in discussie met je lerarenkorps en leerlingen. Probeer vooroordelen te laten vallen. En heb vooral oog voor natuurlijke taalprocessen. Leg die niet lam met strenge regels die het welbevinden schaden. Jongeren weten wel hoe taal werkt. Zo beseffen Marokkaanse jongeren perfect welk taalregister ze moeten gebruiken naargelang van de situatie. Zoiets hoef je niet te beteugelen.”
Zijn we té gevoelig voor taal?
Van den Branden: “Ik vrees het. In het actieplan van de Europese Unie lees ik alleen positieve dingen over meertaligheid. En dan stel ik vast hoe we in Vlaanderen soms verkrampt reageren. We laten ons ophitsen. Ons onderwijs moet uiteraard leerlingen afleveren die taalvaardig zijn in het Nederlands. Maar laat ons niet te zwart-wit denken. Meertaligheid is een troef, niet de oorzaak van allerhande problemen.”
http://www.klasse.be/leraren/33478/meertaligheid-is-een-troef-geen-handicap/